De kerk een kippenhok?

Waar denk je aan bij de kerk? Al snel denk je aan het uiterlijke; wat wij met de ogen zien. Het gebouw; deze club mensen hier bij elkaar. Gebouw + mensen, dat is de kerk. Maar bij de kerk: denk aan Jezus! Zie hem als de hen, en ons als de kuikens. Zo bezien is de kerk, het gebouw, slechts een kippenhok (met alle respect voor de commissie van beheer) – maar zie de kerk maar als het kippenhok. En wij zijn maar de kuikentjes; Jezus is de hen.

 

In de geloofsbelijdenis, die we elke middag belijden, gaat het eerst om God. ‘Ik geloof: in God de Vader…’; en: ‘In Jezus Christus’… en: ik geloof in de Heilige Geest.
Zo zijn er dan al 8 van de 12 regels van de belijdenis gevuld – met wie God is. Dan is het nu met regel 9 de beurt dat het over ons gaat: de kerk. De kerk – we gaan naar onszelf kijken.

Ja; zou je denken. Maar let op, hoe de catechismus deze regel uit de belijdenis uitlegt:

Vraag: Wat gelooft u aangaande de heilige katholieke Kerk?

Antwoord: Dat de Zoon van God van het begin van de wereld tot aan het einde Zich uit de gehele mensheid een gemeente, die tot het eeuwige leven is uitverkoren, door zijn Geest en Woord in de eenheid van het ware geloof vergadert, beschermt en in stand houdt;
en dat ik daarvan een levend lid ben en eeuwig zal blijven.

Dat het in de kerk over ons gaat? Helemaal niet, zegt de catechismus! Ja, wij worden wel genoemd, in de slotregel, maar: de hoofdzin is: De Zoon van God, Jezus: is zó actief bezig – daarom is er de kerk!
Het is Jezus vanuit de hemel, die, met drie werkwoorden: vergadert, beschermt en in stand houdt.

Dat eerste: vergadert – dat is: bijeen vergaderen, verzamelen.
Dat woord gebruikt Jezus zelf, als hij op een gegeven moment vanaf een berg de stad Jeruzalem ziet liggen, met al die mensen: ‘ oh, hoe heb Ik jullie bijeen willen vergaderen zoals een hen haar kuikens!’. Ja, dat is het beeld van de kerk. Wij zijn er maar de kuikentjes; en gelukkig is daar de hen, die zich zo actief inzet om al die kuikens in leven te laten, zodat er geen een verloren gaat!
De hen vergadert, verzamelt ze, staat er. Dan zie ik het beeld voor me van zo’n hen op de boerderij, met een stel kuikens die telkens alle kanten op rennen, maar die hen blijft onvermoeibaar roepen om die jongen steeds weer achter haar aan te krijgen.

Ten tweede: Jezus beschermt de kerk. Zoals de kuikens onder de vleugels van de hen bescherming vinden, zo beschermt Christus zijn kerk voortdurend tegen de aanvallen van de duivel. ‘en de poorten der hel zullen haar nooit overweldigen’, zo beloofde Jezus aan Petrus, op zijn belijdenis van de kerk.

En Jezus houdt in stand. Er zal altijd een kerk zijn en blijven, sinds Pinksteren is dat vast en zeker. Het is Jezus die zich daar onvermoeibaar vanuit de hemel voor inzet. Als de verhoogde Heer.

De kerk: dat is eerst Jezus zien. Door Hem is er de Bethelkerk, hier vanmiddag. God is zo actief, steeds weer, om Zijn kerk in stand te houden.

Waar denk je aan bij de kerk?  Als ik dat u / jou zo vraag. Waar denk je aan bij de kerk? Al snel denk je aan het uiterlijke; wat wij met de ogen zien. Het gebouw; deze club mensen hier bij elkaar. Gebouw + mensen, dat is de kerk. Of je denkt vooral aan ons landelijke kerkverband, waar zoveel speelt. De Christelijke Gereformeerde Kerken; dat is de kerk. Nou… dat komt in het laatste regeltje wel, zegt de catechismus, dat zien we later wel; eerst zullen we toch moeten zeggen: de kerk, dat is een bedrijvige, actieve, ijverige Jezus Christus, die zich voortdurend inzet voor ons; wij mensen!

Dat is ook de verwondering in de catechismus: ‘een gemeente, die tot het eeuwige leven is uitverkoren’. Daarin zit Gods genade, dat God ook mij heeft uitgekozen, dat ik het geloof mocht ontvangen, de Heilige Geest mocht ontvangen, zodat ik bij Jezus mag horen, midden in een wereld die blind is voor dat evangelie. We vierden koert geleden Goede Vrijdag en Pasen; Hemelvaart komt er aan, en Pinksteren. Daarom is er de kerk! Wat God doet door Zijn Zoon, door Zijn Geest – dat Hij ook mij uitgekozen heeft om daar onderdeel van te zijn; een kuiken achter de hen aan.
De verwondering over de kerk is groot in de catechismus, doordat men bij Jezus begint.

Waar denk je aan bij de kerk? Al snel denk je aan het uiterlijke; wat wij met de ogen zien. Het gebouw; deze club mensen hier bij elkaar. Gebouw + mensen, dat is de kerk. Maar bij de kerk: denk aan Jezus! Zie hem als de hen, en ons als de kuikens. Zo bezien is de kerk, het gebouw, slechts een kippenhok (met alle respect voor de commissie van beheer) – maar zie de kerk maar als het kippenhok. En wij zijn maar de kuikentjes; Jezus is de hen.

En hoe vergadert, beschermt en houdt Jezus de kerk in stand? De catechismus zegt: ‘door zijn Geest en Woord in de eenheid van het ware geloof’. Wij zeggen vaak: woord en Geest (zoals in Psalm 25 vers 2 oude berijming). Hier andersom. De Geest nadrukkelijk voorop. Ik denk omdat deze belijdenis van de kerk valt onder het werk van de Heilige Geest. ‘Ik geloof in een algemene katholieke kerk’ volgt bewust op de belijdenis: ik geloof in de Heilige Geest. ‘De eenheid van het ware geloof’ zoals dat er staat, die is niet in de eerste plaats te vinden in de letter. De letter van de kerkorde of de belijdenis; of de Bijbel als een letter gelezen. Nee, de Heilige Geest werkt in de gemeente de geestelijke eenheid van het geloof, door het Woord. En dat is het gepreekte Woord. De letter van de Schrift wordt levend door de lezing van het Woord, en door de prediking van het Woord. Ik geef in deze leerdienst geen lezing, geen college; nee, het heet bewust een preek; door het preken van het woord werkt de Geest en verzamelt Jezus de kerk.

Ja, en dan is daar tot slot dat zinnetje over mijzelf: ‘en dat ik daarvan een levend lid ben en eeuwig zal blijven’. Lid, in de zin van ‘lichaamsdeel’; ik mag een levend, warmbloedig lichaamsdeel van die kerk, van dat lichaam van Christus uitmaken. En door Gods genade zal ik het altijd blijven. Dat is Gods uitverkiezing. Ik heb mijzelf niet ingeplant in het lichaam van Christus, de kerk, dat is aan mij gedaan.

Wat staat zo bij het thema kerk hier de genade en de verwondering centraal! Heb je zo wel eens naar de kerk gekeken? En naar je eigen plaats daarin? Dat je door geloof mag belijden: ‘en dat ik daarvan een levend lid ben en eeuwig zal blijven’.

De kerk: het is gelukkig zoveel meer dan een kippenhok, waarin wij maar wat kakelen. Een hok dat misschien maar beter afgebroken kan worden, omdat door de ruzies de veren in het rond vliegen. Nee, als de kerk al een kippenhok is, dan als het huis van de hen, die haar kuikens verzamelt, beschermt en gezond laat opgroeien. En door genade mag ik ook een kuiken zijn!

En als ik dan zo om mij heen kijk. Wat is het dan dat wij samen kerk zijn?
Wel, zegt de Bijbel, zegt de geloofsbelijdenis: dan zijn wij door het geloof een gemeenschap van heiligen.
vraag 55: Wat verstaat u onder de gemeenschap der heiligen?
Ten eerste dat de gelovigen allen tezamen en ieder persoonlijk als leden deel hebben aan de Here Christus en al zijn schatten en gaven.
Ten tweede dat ieder zich geroepen moet voelen om zijn gaven tot nut en heil van de andere leden bereidwillig en met vreugde te gebruiken.

Dat tweede: dat heb ik laatst al in een leerdienst uitgewerkt, over de gaven van de Heilige Geest. Romeinen 12, 1 Korinthe 12. De vele genadegaven in de kerk. Dus nu nog het eerste: ‘dat de gelovigen allen tezamen en ieder persoonlijk als leden deel hebben aan de Here Christus en al zijn schatten en gaven.’

Zie hier in de catechismus de oplossing van alle kerkscheuringen van de afgelopen 100 jaar. En zie hier de oplossing voor de dreigende kerkscheuring in ons eigen kerkverband, op dit moment. Ziet u het, in die zin? Wat is de gemeenschap van de heiligen; wat is samen kerk zijn? ‘dat de gelovigen allen tezamen en ieder persoonlijk als leden deel hebben aan de Here Christus en al zijn schatten en gaven’. Ik en de ander; de ander en ik: hoe verschillend misschien ook op zoveel punten: samen hebben wij deel aan de Here Christus en al zijn schatten en gaven. Als ik dat van de ander mag geloven, kan ik nooit een kerk scheuren.

De afgelopen 100 jaar: in de gereformeerde traditie zijn zoveel kerken gescheurd en weer geplakt en weer gescheurd… maar nooit om die kern dat die ander ‘de Here Christus en al zijn schatten en gaven’ niet geloofde. Nee, het was altijd iets kleiners, iets onbeduidenders. En dus werd er gezondigd tegen de geloofsbelijdenis: ‘ik geloof in één ware kerk’. Ik geloof het; ik zie het niet altijd. Er is zoveel vervreemding onder de gelovigen onderling. Wat is dan de taak? Zoeken naar de kern: de geloofsbelijdenis bij mij en de ander dat ik door genade deel mag hebben aan Christus, en al zijn schatten en gaven. Aan wat Jezus geeft aan genade, liefde, vrede, leiding in mijn leven. Als dat getuigenis gekend en gedeeld wordt, kunnen we samen verder. Ja, moeten we samen verder. Want dat is de gemeenschap der heiligen, staat er.
Er staat niet: ‘dat de gelovigen allen tezamen en ieder persoonlijk als leden deel hebben aan de Here Christus en al zijn schatten en gaven en het fijn en goed hebben met elkaar omdat ze tot in detail hetzelfde voelen en denken’. Er staat niet dat we dan ook allemaal dezelfde kerkelijke subcultuur delen en verdedigen, met allen dezelfde nestgeur. En dan pas is het goed.

Maarten Luther zat vóór zijn bekering in een klooster. Tot Luther tot geloof kwam, en besefte dat de kerk juist midden in de wereld staat, met alle problemen van dien – maar toch. En hij zegt dan: ‘Gods heerschappij zal zijn in het midden van je vijanden. En wie dat lijden niet dragen wil, wil niet onder de macht van Christus staan, maar onder vrienden zijn, op rozen en lelies zitten, hij wil niet onder slechte, maar onder vrome mensen zijn. Oh, jullie lasteraars van God en verraders van Christus! Als Christus gedaan zou hebben zoals jullie, wie zou er dan ooit zalig zijn geworden?
Ja, inderdaad: dat is het fijnste kerkmodel: onder vrienden zijn. Op rozen en lelies zitten, omdat we precies hetzelfde denken, en anders kan je vertrekken (dan maken we van bijzaken stiekem toch hoofdzaken). En zo zijn er tientallen kerkverbanden in Nederland; ieder zijn eigen smaak. Maar: ‘Oh, jullie lasteraars van God en verraders van Christus! Als Christus gedaan zou hebben zoals jullie, wie zou er dan ooit zalig zijn geworden?’.

Begint het kerkzijn niet juist daar waar die ander helemaal geen vriend van mij is, maar toch belijdt dat hij/ zij in geloof deelt in Christus en zijn schatten en weldaden?
We lazen in Efeze 4: ‘verdraag elkaar in de liefde’, en: ‘beijver jullie om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede’
Dat is geen softe liefde; niet de liefde die de zonde dan maar met de mantel der liefde bedekt, om het maar goed te hebben; nee: ‘beijver jullie om de eenheid van de Geest te bewaren’. En natuurlijk, dan gaat het ook over inhoud. Van de vroegste kerk in Handelingen staat: ‘En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap’. Daar sluit dat elkaar dus niet uit: die gemeenschap der heiligen, en het volharden in het onderwijs van de apostelen.

In ons landelijke kerkverband, en ook in onze gemeente hier, zijn onderling soms grote verschillen. Dan kan vervreemding oproepen, irritatie. Teleurstelling, verdriet. Je zou misschien graag willen dat het met de kerk meer die of die kant zou opgaan, maar dat gebeurt soms niet.
En ja, dat doet pijn – als je vanuit je hart dingen zo graag anders zou zien. Dat doet pijn. Ja, maar dan moeten we beseffen: de kerk is niet van ons. De kerk is van Christus, de hen die de kuikens verzamelt. Ook wat betreft mijn wensen voor de kerk (en ik heb eerlijk gezegd een heel lijstje) – maar echt: ook wat betreft mijn wensen voor de kerk: dan geldt: Hij, Jezus, moet groeien, en ik minder worden.

Onze wensen verlangens, daar scheurt de kerk op, daar breekt de eenheid. In Apeldoorn aan de Theologische Universiteit, zei professor Maris altijd: waar de kerk aan kapot gaat is nestgeur. Hij zat in een landelijke commissie van ons kerkverband die de kerkelijke eenheid moest bevorderen, ook met andere kerkverbanden. Maar hij ontdekte: waar liep het altijd op stuk binnen de christelijke gereformeerde kerk? Nestgeur. Waarmee hij bedoelde: onze christelijke gereformeerde subcultuur voelt zo goed – dan kan het andere toch niet kloppen (of: niet helemaal; of: net niet helemaal)? Daar willen we niet in investeren. Professor Maris liep er behoorlijk op leeg. Hij doorzag dat dat al te menselijk was. Ja, nogmaals Luther: ‘wij willen onder vrienden zijn, op rozen en lelies zitten, (…) Oh, jullie lasteraars van God en verraders van Christus! Als Christus gedaan zou hebben zoals jullie, wie zou er dan ooit zalig zijn geworden?

Gemeente: laat uit de nood van de kerk maar een deugd ontstaan: dat we elkaar temeer zoeken bij de kern. Die actieve Jezus, die zondaren als ons uit genade verzamelt, beschermt, bewaart. Het is Goede Vrijdag geweest, Pasen; we gaan naar Hemelvaart en Pinksteren. Als dat ons niet klein maakt; en ook ons elkaar als broers en zussen met elkaar verbindt op een diepe manier… dan zullen we ons beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede.

Amen