Het ideale plaatje van de kerk
Wanneer een moeder met een kinderwagen buiten loopt, en ze komt iemand tegen waar ze een praatje mee maakt, zie je altijd precies hetzelfde gebeuren. Diegene steekt zijn / haar hoofd in de kinderwagen. Onder die kap. Om naar het baby’tje te kijken. Hoe ziet het kindje er uit? En dan vaak een eerste reactie. ‘Oh, wat lijkt het op z’n vader! / Oh, wat een bos haar!’- enzovoorts. Een baby is geboren, en men wil het zien!
In het bijbelboek Handelingen lezen we ook van een geboorte. Namelijk: van de kerk.
In het boek Handelingen – zo zou je kunnen zeggen – lezen we hoe de kerk wordt geboren. En: wat zie je dan? Als je in de kinderwagen zou kijken, wat zie je dan? Dat beschrijft Lucas aan het einde van Handelingen 2. Wat er dan in dat wiegje ligt; wat je dan ziet.
Nu, het eerste wat dan wel opgemerkt mag worden, dat is: wat een wonder dat er dan überhaupt een kindje in die kinderwagen ligt! Waarmee ik bedoel: wat een wonder dat er überhaupt een kerk ontstaan is, na Pinksteren! Zoals het een wonder is wanneer een baby’tje is geboren – zo bijzonder, echt een wonder van God – zo is ook het ontstaan van de kerk echt een wonder. Kijk maar in Handelingen 2.
Want kijk, Handelingen 2 begint met Pinksteren; God komt heel dichtbij door Zijn Geest, in vuur en wind… onder de mensen; op de hoofden; niet te ontkennen; een uitgieting, een uitstorten van de Heilige Geest. Daar op die eerste Pinksterdag was God zelf werkelijk aanwezig onder de mensen, in de mensen… Maar: wat blijft er dan over als de wind gaat liggen? En als het vuur weer voorbij is? Kijk, die eerste Pinksterdag: dat is toch ook maar een moment? Dat is er even – en: die tongen van vuur bleven niet op de hoofden, en dat geluid als van een hevige wind verdween ook weer. Dan is daarna toch weer alles zoals daarvoor? Zoals na een evenement of festival alles weer opgeruimd en weggehaald wordt, en de straat weer helemaal normaal is… Het is er maar even, en dan weer weg. Over tot de orde van de dag.
Nee, zo laat Lucas nu zien. Nee. Die tekenen en wonderen bij Pinksteren waren de begeleidende tekenen van een geboorte. De geboorte van de kerk. En als die eerste bijzondere dag voorbij is, dan is op die volgende dag de baby er nog steeds. Dat is echt het wonder van Pinksteren: de kerk is geboren, er ligt een baby in de kinderwagen. En die zal opgroeien en volwassen worden, die staat onder Gods bescherming, daar kan de duivel niets aan doen.
Dat komt zo mooi uit in Handelingen 2. Als de storm is gaan liggen, is het resultaat er nog steeds. Namelijk, vs. 41: ‘Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd.’ Die drieduizend mensen: zij lieten zich dopen. Dopen, dat een teken is van een sterven van de oude mens en een opstaan van de nieuwe mens. Teken van de bekering, waardoor je leven voor altijd anders is. Niet voor één dag, maar voor altijd.
En dus is de kerk er. Omdat het Pinksteren is geweest.
Als je vastloopt met de kerk; als je je afvraagt waarom je eigenlijk onderdeel bent van de kerk; daar lid van bent; ga dan terug naar deze kern: ‘Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt’. ‘Zijn woord’ – dat is het woord, de preek van Petrus, die hij toen hield. De oproep om je zonden te belijden en in Jezus te gaan geloven als de Messias, de Redder van je leven. “Want jullie hebben Jezus gekruisigd, maar kom tot inkeer, erken Hem als Heer over je leven, onderwerp je aan Hem.- en er is redding!”. En wie dat woord met vreugde aannamen, werden gedoopt. Daar ligt het hart, de kern van de kerk.
De wind van de Geest, het vuur, dat harten openbreekt naar Jezus toe. In berouw en vreugde.
Daar ligt de geboorte van de kerk, en nergens anders. Jezus is het fundament, en de Heilige Geest die bekering werkt, zodat u Jezus’ heersen over uw leven met vreugde aanneemt. Vers 41: het wonder dat er überhaupt een baby in die kinderwagen ligt. De kracht van Pinksteren is dat de kerk geboren is.
Ja, de kerk. Dat blijkt uit de verzen die volgen. Die 3.000 mensen gaan niet ieder op zichzelf geloven, maar gaan een kerk vormen. Vers 42: ‘En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.’ De kerk is levensvatbaar gebleken, er ontstaat daadwerkelijk iets dat er hiervoor nog niet was. Een kerk. Een gemeente. Een hechte gemeenschap van christenen.
Want er staat: ‘en zij volhardden’. Als eerste wordt het werkwoord ‘volharden’ genoemd. Zij zijn volhardend in: onderwijs, samenzijn, eten, bidden… in alles: zij zijn volhardend. Pinksteren is voor die mensen dus niet een bevlieging van één dag. De preek van Petrus slaat in… en die verandering, die kracht, is er de volgende dag nog. En de dag erna ook, en de week erna ook. Het zaad wordt niet weggepikt door de vogels, of verstikt tussen de doorns, nee: het doet zijn werk. En dat blijkt daarin dat zij volharden in hun nieuwe leven. Ik kwam daar een mooie uitspraak over tegen:
‘En zij bleven volharden…’ Volharding is gedoopte hardnekkigheid, koppigheid uit de Heilige Geest. Bij al wat volgt gaat het niet om een bevlieging, maar om stille trouw, die vrucht van de dankbaarheid is.
Ja, wat mooi gezegd. Dat je in deze tijd toch christen bent en blijft, zo vaak tegen de stroom in… is dat niet een wonder? Is dat niet ‘gedoopte hardnekkigheid’? Een soort koppigheid die toch alleen door de Heilige Geest gewerkt kan zijn? Ja, volharding… niet dat dat een soort intensieve inspanning vol zweten is… het is vaak eenvoudig een ‘stille trouw’. Wat betekent: heel stil en eenvoudig toch trouw blijven.
Zo bent u, jij toch in de kerk vandaag? Week in week uit, jaar in jaar uit, altijd de nieuwe week toch trouw beginnen in de kerk. Het geen bevlieging laten zijn, maar trouw. Dat is het gevolg van Pinksteren. Dat u / jij in de kerk bent: Is dat niet genade? Want waarom zou u er eigenlijk zijn? Is het niet ‘vrucht van de dankbaarheid’? En als je het dan kwijt bent: dan toch weer terug naar die kern: God, wilt u geloof geven; bekering. Verlangen naar U. Niet meer en niet minder. Want alleen zo wordt de kerk geboren.
Ja, en als die kerk dan geboren is… hoe ziet die kerk er dan uit? Als er in die kinderwagen gekeken wordt… wat zie je dan? Wel Lucas ziet vier dingen aan die pas geboren kerk. Vier dingen die opvallen:
En zij volhardden
in de leer van de apostelen
en in de gemeenschap,
in het breken van het brood
en in de gebeden.
Zo ziet die eerste kerk er uit.
Als eerste volharden zij in de leer van de apostelen. In de context van het boek Handelingen zijn dat de toespraken en preken en onderwijs die de apostelen geven. Openbaar op het tempelplein, of in kleinere samenkomsten van christenen. Die apostelen waren ooggetuigen van Jezus geweest, en vertellen over Hem, getuigen van Hem, roepen op tot geloof in Hem.
Dat is dus het eerste wat genoemd wordt; de basis: het onderwijs van de apostelen. Zodat ons geloof niet in de lucht hangt. Het heeft een basis in het getuigenis van de apostelen. En die wijzen ons weer naar het Oude Testament, naar de profetieën over de Messias en de nieuwe heilstijd. Zoals we met Pinksteren uit Joel gelezen en geleerd hebben. Dan hangt ons geloof niet in de lucht, maar is gebaseerd op het levende getuigenis van profeten en apostelen die ons Gods levende woord doorgeven, overgeven van generatie op generatie. Zo is er catechisatie in de kerk; onderwijs om dichter bij de levende God te komen. Daarom de preek, als uitleg van Gods woorden. Waarin ook de oproep tot bekering klinkt, zoals deze in de preek van Petrus klinkt, in Handelingen 2.
Het tweede dat genoemd wordt is: het volharden in de gemeenschap. Je wereld wordt niet alleen opengebroken naar boven, naar God, maar ook naar elkaar. Er verdwijnt daar een stuk eenzaamheid in de levens van de mensen, omdat ze elkaar gaan zien. Ze zijn allen door die zelfde doop heengegaan – dood aan je zelf en je zonden en je zondige aard (kopje onder) – en opgestaan in een nieuw leven. Schoon gewassen door het water; geheiligd. En men ging elkaar broeder en zuster noemen, broers en zussen. We hebben een geestelijke band met elkaar.
Thijs schreef twee weken terug een stukje in de nieuwsbrief nu hij belijdenis heeft gedaan en is overgegaan naar de kerk in Apeldoorn. Hij schreef:
Het “loslaten” van de Bethelkerk is een proces wat natuurlijk al veel langer loopt. Makkelijk is het niet omdat de Bethelkerk vertrouwd is en de mensen -jullie- als familie voelen. De kerk is er altijd bij, tijdens mooie en verdrietige momenten in het leven. Dat maakt kerk-zijn zo bijzonder. De Bethelkerk hoort mijn hele leven bij mij en dat zal niet veranderen, ook als ik geen lid meer ben.
Een mooi getuigenis hoe belangrijk de kerk is als gemeenschap.
Hier in Handelingen 2 krijgt dat nog een extra dimensie. We lezen in vers 44 en 45:
‘En allen die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeenschappelijk; en zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder nodig had.’
In het geloof is iedereen gelijk – en dan dus ook in de praktijk van het dagelijkse leven. Geld, macht en status werden niet meer belangrijk. Die dingen sluiten je alleen maar op in jezelf; die doet de ander als concurrent zien. Maar nu staan de gelovigen naast elkaar, niet tegenover elkaar, en zo delen ze alles met elkaar. Een hechte gemeenschap waar persoonlijk bezit niet zo scherp wordt afgebakend; men deelde met elkaar. We zien later hoe dan in Handelingen de diakenen worden ingesteld, naast de apostelen. De diaconie was uiterst belangrijk bij die eerste kerk.
Naar onze tijd vertaald: we zouden zeker als kerk een voedselbank hebben, en ons eigen Present-acties en op andere manieren betrokken op elkaars noden. Hoewel: bij ons is de voedselbank of Present vooral iets van de kerk voor de stad, maar hier krijg je de indruk dat het in eerste instantie gaat over hulp binnen de eigen groep (zo in ieder geval bij het instellen van diakenen, in Handelingen 6: de aanleiding was de nood onder de weduwen onder de gelovigen.).
Je krijgt hier in deze verzen zelfs de indruk dat er haast een soort commune ontstaat; een soort leefgemeenschap; zoals bijvoorbeeld tegenwoordig op een Kibboets in Israël. Toch heeft die vorm van samenleven en samen delen niet verder doorgezet, in het Nieuwe Testament. Maar in onze cultuur, waarin spullen en bezit en welvaart zo belangrijk zijn, zijn deze woorden dan toch wel extra actueel. Veel mensen hebben welvaart in onze tijd, maar zijn ook eenzaam. De geboorte van de kerk is de geboorte van een nieuwe gemeenschap mensen, die zo verbonden zijn aan elkaar, dat ze ook vrijer delen en meer samen leven. In een tijd van polarisatie en wantrouwen klinkt dan Psalm 133:
‘Zie toch hoe goed, hoe lieflijk is ’t dat zonen // van ’t zelfde huis als broeders samenwonen. // Eén liefdeband houdt hen tezaam.’
Ja, het vervult zo ook de wet, als die uitgebreide wetgeving in bijv. Deuteronomium er op gericht was dat er geen armen meer zouden zijn, omdat een ieder onder het volk naar zijn naaste omkeek. Het wordt wel eens vergeleken met een communistisch ideaal, wat hier in Handelingen 2 staat, maar het is meer het oudtestamentische ideaal dat hier door Pinksteren werkelijkheid wordt; zoals in het bijzonder in Deuteronomium dat samenleven beschreven wordt.
Hier bij aansluitend is het derde en vierde:
En zij volhardden
1) in de leer van de apostelen
2) en in de gemeenschap,
3) in het breken van het brood
4) en in de gebeden.
Punt 2, die gemeenschap, werd in die samenvatting van Lucas verder uitgewerkt in vers 44 en 45; die laatste twee: het breken van brood en de gebeden werkt Lucas dan uit in vers 46 en 47a. Want daar staat dan:
‘En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart; en zij loofden God en vonden genade bij heel het volk.’
Dat breken van het brood: dat is dus iets dat in een gezamenlijke maaltijd plaats vond. ‘en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich’. Mogelijk staat dat dus voor het Avondmaal: dat brood breken. Dat ze dus een gezamenlijke maaltijd hielden, en dan dus ook ‘het brood braken’, als uitdrukking voor: Avondmaal vieren. Maar dat weten we niet zeker. Men doet dat in ieder geval ‘met vreugde en in eenvoud van hart’.
Die vreugde is de vreugde van de nieuwe heilstijd. ‘Zie, ik verkondig u grote vreugde, voor al de volken’, zo zeiden de engelen tegen de herders bij de geboorte van Jezus. En hier is dan ook werkelijk die vreugde voor al de volken. Uit allerlei talen en stammen en streken komt er eenheid en is er vreugde in de maaltijd. ‘En de gebeden’. Zij bleven in de tempel komen, waar gezamenlijk gebeden werd; en: zij loofden God.
Ja; dat is echt de geboorte van iets nieuws. De kerk. Dat was er eerder nog niet. Pinksteren loopt uit op de geboorte van de kerk. En je steekt je hoofd onder de kap, en roept het verwonderd uit: ‘oh, kijk! En zij volhardden 1) in de leer van de apostelen 2) en in de gemeenschap, 3) in het breken van het brood 4) en in de gebeden!
Gelovigen van wie hun eenzame leven in zichzelf is opengebroken naar God, naar Jezus! Verlost van hun zonden, en levend door de Heilige Geest. En opengebroken naar elkaar. Geen muren meer, maar liefde.
Kom, laten we ons aansluiten bij die gemeente; ons leven open naar Jezus:
Middelpunt van ons verlangen,
Trooster van ’t bevreesd gemoed,
Heer, met onze jubelzangen
loven wij Uw liefdegloed.
Lied 154; een lied in de ‘wij-vorm’ :
Hoe zijn wij aan U verbonden,
Jezus, Redder, ’s Vader Zoon!
Onze harten, onze monden
juichen dankbaar tot Uw troon
Amen