Hoe een vlinder rups wordt

Vandaag staan we stil bij een deel uit de geloofsbelijdenis waarvan je zegt: ‘Dat kan niet!’ Dat namelijk de Zoon van God geboren werd uit een mens; uit Maria!

Er is verschil tussen God en mens. En een afstand, die we elke dag merken. Wij wandelen niet meer met God in de hof, zoals Adam en Eva. Wij spreken niet vertrouwelijk met Jahwe (Iets waar hoogstens Mozes iets van kende, als de man van God). God daar, wij hier. En er is geen contact. Er is leegte in ons leven (hoe die ook overschreeuwd wordt; die leegte is er).

Om die stilte, die leegte, die afstand te overbruggen, daarvoor zou God dan naar de aarde kunnen komen… maar dat staat er niet. Er staat: Gods Zoon is zelf mens geworden! Een soort metamorfose, zoals een rups een vlinder wordt. Onbegrijpelijk: die rups en vlinder zijn hetzelfde dier. Hoewel: dat is nog niet eens het meest wonderlijke: dat Gods Zoon naar ons toe komt door echt mens te worden is niet zozeer zoals een rups die vlinder wordt, maar juist andersom: een vlinder wordt een rups.

Dat is nu Gods barmhartigheid, Gods medelijden met onze zwakheden, Gods ontferming in onze eenzaamheid en zonde: ‘dan zal Ik de weg naar beneden gaan’, zegt God. Van prachtige vlinder, symbool van leven, naar: een kleine, onooglijke rups. ‘Als een worm vertrapt’, zal er later van Jezus gezegd worden. Een bekende theoloog uit de vorige eeuw, de hervormde predikant Oepke Noordmans, zei het zo: ‘Toen de zonde gekomen was, heeft de Zoon gedacht: Dan kom Ik ook!’ Ja, dat vind ik echt heel mooi gezegd: ‘Toen de zonde gekomen was, heeft de Zoon gedacht: Dan kom Ik ook!’.

Ja, maar hoe moeten we ons dat voorstellen dan? Nou, Marcus 2. Gods Zoon werd mens.
Marcus 2:1-2: ‘En na enkele dagen kwam Hij opnieuw in Kapernaüm; en men hoorde dat Hij thuis was. En meteen verzamelden zich daar velen, zodat zelfs de ruimte bij de deur hen niet meer kon bevatten; en Hij sprak het Woord tot hen.’
Ja: ‘men hoorde dat Hij thuis was’. Dat kan toch niet? God onder de mensen… met gewoon een huis. Met gewoon een huisnummer, een postcode, en een naambordje bij de deur waarop staat ‘Jezus van Nazareth’. Wie Gods Zoon wil ontmoeten – die van eeuwigheid bij de Vader was, met de Geest, die in de schepping van de wereld betrokken was, die in een ondoordringbaar licht woont… bij die Zoon kan je nu gewoon aanbellen bij zijn huis in Nazareth. Dat kan natuurlijk niet. En toch is het zo.

En de mensen bellen bij Hem aan. En, staat er dan: ‘Hij sprak het Woord tot hen’. Zie hier de vernedering van de Zoon van God. Hij was het Woord van God waardoor de wereld geschapen is… en nu spreekt Hij het woord – als mens onder de mensen. Als rups onder de rupsen. ‘Toen de zonde gekomen was, heeft de Zoon gedacht: Dan kom Ik ook!’ En dat betekent dus dit: de vernedering dat Hij geboren werd uit de maagd Maria, en dus voluit mens werd. ‘Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond’, zegt de apostel Johannes. Vlees: dat is: de Hebreeuwse uitdrukking voor het lichaam in zijn menselijkheid, zijn vergankelijkheid, in zijn vatbaarheid voor de zonde.

Kijk, zo is de opbouw van de geloofsbelijdenis, dat dit de eerste stap van zijn vernedering is:

Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde.
En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Heere;
die ontvangen is van de Heilige Geest,
geboren uit de maagd Maria;
die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
is gekruisigd, gestorven, en begraven;
is nedergedaald in het rijk van de dood
;
op de derde dag opgestaan uit de doden;
opgevaren naar de hemel,
en zit aan de rechterhand van God de Almachtige Vader;
vanwaar Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden.
Ik geloof in de Heilige Geest.

De schuin gedrukte woorden drukken Jezus’ vernedering uit. De woorden erna zijn verhoging. Dit is er met Jezus gebeurd. En dan is het eerste dus ‘ontvangen van de Heilige Geest (komen we zo op), geboren uit de maagd Maria. De catechismus zegt: zo heeft Hij de echte menselijke natuur uit het vlees en bloed van de maagd Maria aangenomen. Dat is Gods barmhartigheid. God gaat voor mij door de knieën, om op gelijke hoogte te komen met mij.

En dan, Marcus 2 vers 3v.:
‘3 Er kwamen ook enigen naar Hem toe die een verlamde brachten, door vier mannen gedragen. 4 En omdat zij niet bij Hem konden komen vanwege de menigte, verwijderden zij de dakbedekking boven de plaats waar Hij was; en nadat zij het dak opengebroken hadden, lieten zij de ligmat waarop de verlamde lag, neer. 5 En toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: Zoon, uw zonden zijn u vergeven.’

Ja, dat als volgende. Want dat de Zoon van God mens is geworden, waarom is dat? De catechismus zegt: om zo de Middelaar te zijn. Dat is een oud woord voor Bemiddelaar, tussenpersoon. De catechismus zegt: dat Jezus mens werd, is om de Bemiddelaar te zijn tussen mensen en de Vader, door onze zonden weg te nemen.

Jezus komt op aarde, en de mensen denken: als Hij de Bemiddelaar is, de Tussenpersoon… laat Hij ons dan verlossen van onze zorgen en onze pijn. Laat hij onze ziekten genezen en onze tranen drogen. En een verlamde wordt bij Hem gebracht. Verlamd; ja, je zou helemaal verlamd zijn. Denk het je eens in. En wij vragen de Bemiddelaar: ‘genees ons gebrek!’ En de Middelaar zegt: ‘Nee’. Nee, daar ben ik niet voor gekomen. En de Bemiddelaar doet iets wat ons mensen schokt: hij laat de zieke ziek, en zegt alleen: je zonden zijn je vergeven.

Je zonden vergeven? Er staat toch niet dat die jongen iets verkeerds had gedaan? Er is toch niet eerst een zonde benoemd of beleden? Het is geen crimineel! Nee, maar Jezus sprak het woord tot de mensen, stond er, en dat is: vanuit het Oude Testament over de komende verlossing spreken, en dat is in de kern: Israël verlossen van zijn koppige afkeer van zijn God; Israëls verslaving aan de afgoden genezen, tot een nieuwe liefde tot Jahwe.
‘Toen de zonde gekomen was, heeft de Zoon gedacht: Dan kom Ik ook!’
En Jezus leeft uit het Woord, heeft daaruit Zijn focus, al vanaf 12-jarige jongen in de tempel… en dus ziet Hij waar het bij de mens op aankomt: dat zijn / haar zonden worden vergeven.

Laatst op catechisatie maakte ik een rondje bij de 7 jongeren die er die avond waren, met de vraag: wat is geloven? Daar zou het die avond over gaan, dus even een intro-vraag vooraf: wat is volgens jullie geloven? Vijf van de jongeren noemden de zorg van God voor jou, dat Hij je kent en bij je is. Even in Mijn woorden: Gods Vaderlijke zorg. En maar één van hen noemde Jezus, omdat Hij gekomen is om ons van onze zonden te verlossen. Dat antwoord van Gods Vaderlijke zorg klopt; maar het scherpste en het beste toegespitst is dat andere antwoord: dat Jezus kwam om mijn zonden te vergeven.

Wat is uw antwoord, mijn antwoord? Waarom geloof je? Wat Jezus, de Middelaar betreft, gaat vergeving van zonden voor genezing van je ziekte, zelfs al ben je verlamd (een verschrikkelijk iets). ‘Zoon, Uw zonden zijn u vergeven’. Kijk: dat is nou het aller- allermooiste woord dat een mens ooit op deze aardbol kan horen. ‘Zoon, dochter, je zonden zijn je vergeven’. Daarvoor heeft Jezus die weg afgelegd, van vlinder naar rups. Daarvoor is Hij op onze hoogte gekomen. Om ons dat te willen zeggen.

Ja, en als Jezus dat zegt lezen we (vs. 6-7): ‘En er zaten daar enigen van de schriftgeleerden, en die overlegden in hun hart: Waarom spreekt Deze op die manier godslasteringen? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?’
Ja, dat is niet vreemd, die ‘overleggingen in hun hart’. Want inderdaad, wie kan zonden vergeven dan God alleen? God is God en een mens is een mens. Zo laster je God, aldus de wet. Een mens kan geen zonden van een ander mens vergeven alsof hij God is.

Zelfs van de Messias was er in die tijd niet de verwachting dat hij zonden zou vergeven. Wel dat hij het zondige, het kwaad zou uitbannen, door de zondaren te verslaan, en Israël vrij te maken. En de Messias zal door zijn messiaanse heersen en regeren Israël in het goede spoor brengen, maar: zonden vergeven is aan God.
Die schriftgeleerden komen op voor Gods eenheid, zoals in Deuteronomium 6 beleden: ‘Hoor Israël, de Heer onze God is één!’

Maar, vers 8 en verder:
8 En Jezus, Die meteen in Zijn geest onderkende dat zij zo bij zichzelf overlegden, zei tegen hen: Waarom overlegt u deze dingen in uw hart?
9 Wat is gemakkelijker, tegen de verlamde te zeggen: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen?
10 Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven (zei Hij tegen de verlamde):
11 Ik zeg u: Sta op, neem uw ligmat op en ga naar uw huis.

Jezus, geboren uit Maria, is de eeuwige Zoon van God, die – zoals de catechismus zegt: – waarachtig en eeuwig God is en blijft – ook als mens. Want Hij is niet door Jozef verwekt, maar ‘ontvangen van de Heilige Geest’. ‘Dat kan niet’ – zegt een mens dan, maar: kijk: ‘Jezus, Die meteen in Zijn geest onderkende dat zij zo bij zichzelf overlegden’, vers 8: dat kan een mens niet. Dat kan Jezus alleen. Zoals God.  In het Oude Testament staat het juist zo nadrukkelijk van God de Schepper beleden: Hij doorziet het hart van de mens. Psalm 7:10 bijvoorbeeld: ‘O rechtvaardige God, die harten en nieren beproeft’. Of die bekende Psalm 139, zo machtig. Dat kan God alleen – maar hier Jezus ook. Want Hij is de Zoon van God.

Die mooie Psalm, 139, in de nieuwe berijming: ‘God die mij ziet zoals ik ben // dieper dan ik mijzelf ooit ken.’, dat zing je gewoonlijk met God de Vader in gedachten… maar zo ziet Jezus ons dus ook! Jezus, ‘die mij ziet zoals ik ben // dieper dan ik mijzelf ooit ken’. Of, in de oude berijming: ‘Niets is o Oppermajesteit, bedekt voor Uw alwetendheid.’ Zo is ook voor Jezus niets bedekt voor Zijn alwetendheid.

Zo ziet Jezus ons. Kent ons. En weet van onze zonde. Dat wij vleselijk zijn; dat Hebreeuwse woord dat uitdrukt: ons aardse zijn in zijn zwakte, als vatbaar voor de zonde, en als slaaf van de zondemacht. Dat ziet Jezus. Dat doorziet Jezus bij die verlamde jongen. En dat treft Jezus nog dieper dan zijn ziekte. Maar ze geloven Hem niet.  En dus zegt Jezus: ‘Nee, geloven jullie niet dat mijn woord van vergeving Goddelijk is?’ (Want ja, dat kan iedereen wel zeggen). Dan zal ik het bewijzen met een wonder: Jongen, sta op van je ligmat. Loop! Leef! En zo doet Jezus een wonder. Een genezingswonder. Niet om van de zondenvergeving af te leiden, maar juist om die te onderstrepen.

Wie verlamt ligt onder de macht van de zonde; daar als gehypnotiseerd achter aan loopt… Jezus knipt in de vingers, en de ban is gebroken; de verlamming opgeheven. En er is vrijheid en er kan gedanst worden als een David voor de ark. Hij loopt; hij leeft. Dat onderstreept het grootste wonder alleen maar: ‘Zoon, uw zonden zijn u vergeven’.

Als in het bekende visioen van Ezechiël over het dal van de dorre doodsbeenderen, die weer vlees over de botten kregen, en een levende ziel: zo komt de Messias hier Israël verlossen uit de ballingschap. Naar lichaam en ziel. Of beter gezegd: naar ziel en lichaam.

Dus ja; wat is de kern van ons geloof? Iets wat niet kan. De Zoon van God werd mens; echt mens. En zo gebeurde wat niet kan: onze zonden vergeven, en wij vrijuit. Van verlamd naar levend. Mooier kan een mens de week niet ingaan. Dan met de geloofsbelijdenis, die we straks uitspreken. ‘Ik geloof in Jezus, de Zoon van God, de Bemiddelaar; die geboren is uit de maagd Maria.’

Die verlamde is een beeld van ons allemaal: er is ziekte en dood; er is de verlammende kracht van de zonde; die heerst over ons ons, wij die vleselijk zijn. Los van God staat er spanning op ons leven; of juist slapte, verlamming. Maar vanmiddag is de boodschap: Jezus ziet ons. Leg je hele leven, naar lichaam en ziel, maar eerlijk open naar Hem. En wees niet bang.

Want hij zegt: zoon, dochter, je zonden zijn je vergeven. En sta op, en leef!

Amen