Marcus 8:31-38 & Rom. 1:15-16
We hebben zojuist Marcus 8 gelezen, en zie hier: we botsen hier tegen een van de moeilijkste teksten uit de hele Bijbel aan. Als Jezus zegt: ‘Laat wie achter Mij aan wil komen zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.’ – dan is dat werkelijk een van de moeilijkste woorden uit de Bijbel.
Moeilijk – niet in die zin dat hij moeilijk te begrijpen is; een ingewikkelde tekst ofzo. Nee, niet in die zin moeilijk. Het is juist glashelder wat er staat. Maar moeilijk – zo niet onmogelijk – om er gehoor aan te geven. Wie kan nou zichzelf verloochenen – zich compleet wegcijferen – en vervolgens actief het lijden aangaan: ‘zijn kruis op zich nemen’. Dat kunnen we toch helemaal niet?
Want door het leven van een ieder van ons loopt een streep, en we willen allemaal steeds aan de goede kant van de streep staan. Er is geluk en ongeluk, en we willen gelukkig zijn. Er is ziekte en gezondheid, en we willen aan de goede kant van die streep staan. Voorspoed of tegenslag, rijkdom of armoede, plezier of pijn… we willen aan de goede kant staan.
Zo bezien is dan deze tekst, deze oproep van Jezus werkelijk een onmogelijkheid.
Op onze renbaan door het leven is deze tekst niet zozeer een hoge horde – maar een blinde muur. Hier loop je op stuk. In een cultuur van zelfontplooiing jezelf verloochenen, en dan het lijden – zelf een kruis, zoals Jezus. Dat kunnen wij helemaal niet. Hier zitten we toch allemaal tegenaan te hikken, een tekst als deze?
Ja, en toch. Als je zorgvuldig Jezus’ woorden hoort, zie je dat Jezus in deze tekst toch een deur wijst in die blinde muur. Dat Hij laat zien dat die horde helemaal niet zo hoog is. Want let op: Hij zegt: ‘Laat wie achter Mij aan wil komen zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen’.
Zelfverloochening en lijden zitten ingeklemd tussen de oproep: volg Mij. Er loopt een streep door ons leven, en we willen aan de goede kant staan. Maar het punt is: Wij moeten die streep niet zien, maar Jezus.
Dan begrijp ik ook wat zelfverloochening is. Jezus vraagt deze pas van ons nadat we vanmorgen in de dienst Avondmaal hebben gevierd. Nadat we vanmorgen Jezus hebben gezien. Jezus, waarvan Johannes de Doper al zei: ‘Hij moet groeien, en ik moet minder worden’.
Dat lijkt een zware opdracht, maar deze is me vanmorgen in de schoot geworpen, want door het geloof dat de Heilige Geest vanmorgen werkte werd het me gegeven: dat Jezus voor mij groter werd, en ikzelf kleiner.
En dan zegt Jezus nu: ‘Laat wie achter Mij aan wil komen zichzelf verloochenen’. Dan betekent dat dus: ik kan mezelf zien en dan op mijzelf en mijn intuïtie vertrouwen… of ik kan mij helemaal op Jezus richten, op wat Hij zegt en doet en vraagt… en daar zo mee bezet zijn, dat ik mijzelf vergeet.
Zodat ik Hem gehoorzaam, in Zijn oproep tot liefde, zodat ik mijn zondige begeerten negeer – kruisig, zoals Paulus het later zal zeggen. ‘Maar wie van Christus zijn hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd’, Galaten 5 vers 24.
Zelfverloochening is dan een hernieuwde keuze van toewijding aan het geloof, waarin ik niet meer halfslachtig zal zijn, maar eerlijk en uit één stuk. Waarin het niet ‘en-en’ is: en geloof (zondag) en de wereld (maandag) – een dubbelleven leiden, twee heren dienen; nee, geen ‘en-en’, maar of-of. Want, vers 36: ‘wat zal het een mens baten als hij heel de wereld wint maar aan zijn ziel schade lijdt?’
En zo, zegt Jezus dan, ook zelf je kruis op je nemen. Waarmee Jezus niet bedoelt dat ik dan actief het lijden moet gaan opzoeken. Nee, het is zo dat als ik mij op Jezus richt, dat ik dan juist een mooi leven krijg; een leven met Jezus… maar: in dat leven met Jezus is lijden dan wel echt een thema. Want Jezus zelf ging de vraag van het lijden, en de vraag van het kwaad en de zonde, die daar onder ligt, niet uit de weg. Jezus’ Koninkrijk komt, en dat is een licht in de duisternis.
Wie Jezus volgt krijgt moeite met de zonde, die blijft daarom weg bij de duisternis, bij de zondige begeerten van deze wereld. En wie Jezus volgt krijgt moeite met onrecht, en weigert dat door de vingers te zien. Wie Jezus liefheeft gaat zelf ook liefhebben en volharden daarin. En dat botst in onze maatschappij. In een competitie-cultuur van zelfontplooiing; of daar waar het recht van de sterkste geldt, en barmhartigheid dus een vreemd woord is. Op je werk misschien, of op school… Dan ga je je in deze wereld steeds meer een vreemde voelen, die lijdt aan de zonde en het onrecht, zoals Jezus deed. Kruis dragen is dan geen doel op zich, maar een onvermijdelijk gevolg. Maar ook daarin volg je Jezus. Is Jezus bij je.
Voor de eerste lezers van het evangelie van Marcus was dit heel concreet realiteit. Waarschijnlijk schreef Marcus zijn evangelie aan christenen buiten Israël, aan heidenchristenen in het Romeinse Rijk. Zij hadden eerst een comfortabel leven omdat zij heidens leefden, zoals iedereen. Maar nu zij in Jezus zijn gaan geloven zijn zij een buitenbeentje geworden, en kwam er uitsluiting en soms zelfs vervolging. Wie kan dat verdragen? Wie kan dan zijn kruis op zich nemen? Dan loop je toch tegen een muur? Ja, maar het is Jezus volgen. Je bent niet alleen. En dus zegt Jezus, Lucas 12: ‘Wanneer zij jullie zullen brengen naar de synagogen en voor de overheden en de machthebbers, wees dan niet bezorgd hoe of wat u ter verdediging moet zeggen of wat u moet spreken. Want de Heilige Geest zal u in dat uur leren wat u moet zeggen’. Mijn Geest zal je leiden. Je bent niet meer alleen. Al stoppen ze je in een isoleercel, je bent niet alleen. Jezus is bij je.
Bij ons is er geen christenvervolging. We worden niet in de gevangenis gezet, of gekruisigd, ter dood veroordeeld. Wat is dan zelfverloochening, wat is dan kruisdragen?
nou, vers 38: ‘Wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben in dit overspelig en zondig geslacht, voor hem zal de Zoon des mensen Zich ook schamen wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen.’
Ik zal komende week niet zomaar in de cel belanden voor mijn geloof, maar: schaam ik mij misschien wel voor mijn christen-zijn? Een mooi vers, dat laat zien dat geloven relatie is. Je schamen voor Jezus – dat is een persoon. En zo dan ook Zijn woorden ‘wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben’.
Je niet schamen voor Jezus – wat een mooi doel, zo na het Avondmaal! Aan het avondmaal en in de lijdenstijd komt uit hoe Jezus zich niet geschaamd heeft voor zijn discipelen – ook al begrepen ze nog zo weinig – hij bleef hen onderwijzen, en gaf Zijn leven tot verzoening met God. Jezus schaamt zich niet voor ons – al zijn wij zondaren. Die liefde vervult ons met verwondering en dankbaarheid, aan het Avondmaal. Zal ik mij dan buiten de kerk schamen voor dit getuigenis, ‘te midden van een overspelig en zondig geslacht’, zegt Jezus? Kortom: wat voor eer en status heb ik bij de wereld te verliezen? Waarom zou ik me er voor schamen dat ik christen ben? Ik kwam het volgende plaatje tegen:
Ja, alleen dode vissen gaan stroomafwaarts. Dat is nogal radicaal gezegd. Maar het past bij Jezus’ scherpe woorden: ‘Want wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben in dit overspelig en zondig geslacht, voor hem zal de Zoon des mensen Zich ook schamen wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen’
De inschrijving voor Kerk aan de Markt is weer geopend. Je kunt je opgeven om als vrijwilliger hier op vrijdagochtend tijdens de weekmarkt hier op het Marelplein bij de open kerkdeuren te staan. Schaam je je, om je op te geven? Of als je je opgegeven hebt: durf je dan over meer dan alleen koetjes en kalfjes met mensen de te praten, als er een gesprek ontstaat, maar ook echt over ‘Jezus en zijn woorden’. Wat heb je te verliezen? ‘Only dead fish go with the flow’.
Paulus schrijft: ‘Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot redding voor ieder die gelooft’. Ik vind dat zo van die heerlijk dappere woorden van Paulus. En dat in een eer-schaamte-cultuur van die tijd. Als de rest van de wereld na het weekend de voetbaluitslagen van de daken schreeuwt, waarom zou ik niet vrijuit laten horen dat Jezus leeft, een kracht tot behoud voor een ieder die gelooft! De nieuwe week in gaan, en: je niet schamen voor Jezus. Want je mocht vanmorgen Avondmaal vieren.
Mogelijkheden hoef je niet eens op te zoeken – die dienen zich soms gewoon aan. Een voorbeeld. Laatst werd ik door iemand die bij de thuiszorg werkt gevraagd om een vrouw te bezoeken die ernstig, terminaal ziek is. Ze heeft geen kerk en geen dominee; ze komt uit het buitenland; ze is Engelstalig en heeft hier geen gemeente. Maar wilde nu wel graag een pastor spreken. Ik ga bij haar langs. En ze geeft zo eenvoudig en krachtig een getuigenis van wie Jezus voor haar is, en dat ze niet bang is voor de dood, want Jezus heeft de dood overwonnen en haar zonden vergeven. Ze is helemaal rustig, geen angst, alleen halleluja. Ik moest komen om haar te bemoedigen, maar zij bemoedigde mij. Ik ga nu om de week bij haar langs, voor een portie bemoediging. Zij leert me wat het is om je kruis op je te nemen en Jezus te volgen, en je niet voor Hem te schamen. Ze heet Grace. Ja, wat een naam in deze omstandigheden. Grace. Ze leeft het uit.
Nog een voorbeeld. Kort geleden leidde ik een begrafenis. En met overtuiging een Bijbeltekst op de rouwkaart. Als een belijdenis, een getuigenis. Als iets om bij de dood op terug te vallen. Er kan van alles op de kaart, maar in ieder geval die Bijbeltekst. En ik dacht: wat zou ik op mijn kaart willen hebben staan? Ook een woord van mijn Heiland, van Jezus? Wat moet er op uw / jouw kaart? Iets over jezelf, of iets over je Redder?
Nog een voorbeeld. Afgelopen week ontmoet ik een gelovige. Ze vertelt hoe ze in het ziekenhuis lag voor een ingreep, maar is er helemaal rustig onder. Naast haar een patiënt die voor dezelfde ingreep in het ziekenhuis ligt, maar helemaal gespannen is. Die vraagt aan die vrouw waar ze toch haar rust vandaan haalt. En ze kan eenvoudig getuigen: Die heeft God me gegeven.
‘Ik schaam me niet voor het evangelie’. Dat kan alleen als je Jezus daadwerkelijk volgt, zodat Hij door Zijn Geest dicht bij je is.
Ik wil tot slot nog een keer terug naar vers 34: ‘En toen Hij de menigte met Zijn discipelen bij Zich geroepen had, zei Hij tegen hen: Laat wie achter Mij aan wil komen zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.’ Jezus gaat op weg naar Jeruzalem. Met zijn discipelen. Leerlingen die Hij met macht geroepen had, en zij volgden. De uitgekozen twaalf.
Maar nu. Voor het eerst spreekt Jezus over zijn komende sterven en opstaan. En het is een moment waarin hij de leerlingen een hernieuwde keuze van toewijding geeft. En dan samen met alle mensen er om heen. ‘Toen Hij de menigte met zijn discipelen bij Zich geroepen had’.
En zo dus een oproep voor iedereen. En dan: ‘Laat wie achter Mij aan wil komen’ – het opvallende is: Jezus benadrukt hier zo duidelijk dat het een eigen beslissing moet zijn; een eigen keuze. ‘Voor wie wil’. Geen dwang; ook geen vanzelfsprekendheid. Maar voor wie wil. Nog eenmaal komt alles neer op de beslissing; midden in de navolging waarin de discipelen / waarin wij staan, wordt nog één keer alles afgebroken, alles opengelaten, niets verwacht, niets gedwongen. Zo beslissend is nu de navolging in de lijdenstijd.
Het is Avondmaal geweest, en Jezus vraagt: wil je mij volgen? En pas op: zeg niet te snel ja. En niet te snel nee. Broeder, zuster: wil je jezelf verloochenen, je kruis opnemen en Jezus volgen? Beloof je om je niet voor Hem te schamen komende week, wat er ook gebeurt? Zeg niet te snel ja; denk er eerlijk over na; wat de consequenties zijn. Maar zeg ook niet te snel nee. Want wie zich voor Jezus en Zijn woorden geschaamd zal hebben in dit overspelig en zondig geslacht, voor die zal de Zoon des mensen Zich ook schamen wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen.
Heer, geef ons uw genade, uw grace om u te volgen,
Amen